Overschrijding volmacht

Uitspraak 


LJN: BP6139, Rechtbank Arnhem , 193235 en 200739

Datum uitspraak: 16-02-2011
Datum publicatie: 01-03-2011
Rechtsgebied: Handelszaak
Soort procedure: Eerste aanleg – enkelvoudig
Inhoudsindicatie: Uitvaartonderneming vordert van gemeente vergoeding van de kosten van de uitvaart die zij in opdracht van de gemeente heeft verzorgd. Verweer van de gemeente dat zij handelde als gevolmachtigde van de (gedetineerde) dochter van de overledene faalt. Gemeente aansprakelijk voor de kosten. Uitvaartonderneming mag gefactureerde posten nader onderbouwen. Vordering van de gemeente in vrijwaringszaak tegen de dochter wordt afgewezen, omdat gemeente de grenzen van de volmacht heeft overschreden.

Uitspraak

Vonnis
RECHTBANK ARNHEM

Sector civiel recht

Vonnis in hoofdzaak en vrijwaring van 16 februari 2011

in de hoofdzaak met zaaknummer / rolnummer: 193235 / HA ZA 09-2171 van

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
UITVAARTVERZORGING VAN LITH B.V.,
gevestigd te Oss,
eiseres,
advocaat mr. A.A.M. van Exsel te Boxtel,

tegen

de publiekrechtelijke rechtspersoon
DE GEMEENTE WEST MAAS EN WAAL,
zetelend te Beneden-Leeuwen,
gedaagde,
advocaat mr. T.E.P.A. Lam te Nijmegen,

en in de vrijwaringszaak met zaaknummer / rolnummer 200739 / HA ZA 10-996 van

de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE WEST MAAS EN WAAL,
zetelend te Beneden-Leeuwen,
eiseres,
advocaat mr. T.E.P.A. Lam te Nijmegen,

tegen

[ged.vrijw.],
wonende te geheim adres,
gedaagde,
advocaat mr. G.J.B.C. Maton te s-Hertogenbosch.
Partijen zullen hierna Uitvaartverzorging van Lith, de gemeente en [ged.vrijw.] genoemd worden.

1. De procedure in de hoofdzaak
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
– het tussenvonnis van 25 augustus 2010
– het proces-verbaal van comparitie van 6 januari 2011.

1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.

2. De procedure in de vrijwaringszaak
2.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
– het tussenvonnis van 25 augustus 2010
– het proces-verbaal van comparitie van 6 januari 2011.

2.2. Ten slotte is vonnis bepaald.

3. De feiten
3.1. Op 23 augustus 2007 is overleden de moeder van [ged.vrijw.], mevrouw [overledene] (hierna: de overledene). [ged.vrijw.] was toentertijd gedetineerd in Italië.

3.2. De gemeente heeft aan Uitvaartverzorging van Lith opdracht gegeven tot de uitvaartverzorging van de overledene.

3.3. Op 30 augustus 2007 heeft Uitvaartverzorging van Lith aan de gemeente een overzicht verstrekt van de te verwachten uitvaartkosten. Dit overzicht bevat veertien posten tot een totaalbedrag van € 9.574,00. In het begeleidende e-mailbericht staat onder meer:
In de bijlage tref je een overzicht aan van de te verwachten uitvaartkosten. Daarin is ook opgenomen het tarief voor 20 jaar grafrust omdat de grafrust minimaal 20 jaar moet zijn; dit staat los van de achterstallige betaling. Het exacte bedrag aan achterstallige betaling voor de grafrechten kon men mij op dit moment echter niet zeggen en wordt nog doorgegeven.

Eventuele onzekerheden omtrent bedragen in de begroting heb ik aangegeven door ± erbij te zetten of door een voetnoot.
[…]

3.4. Op 30 augustus 2007 heeft de gemeente per mail aan Uitvaartverzorging van Lith het volgende bericht:
De juridische afdeling van de gemeente West Maas en Waal is bezig met het opstellen van een soort volmacht aan mevr. J.Y. [ged.vrijw.]. Een van de bepalingen die er in komt te staan is dat de kosten de in de polis(sen) genoemde uitkeringen t.b.v. de verzorging van de begrafenis, niet mogen overschrijden.

De exacte bedragen die tot uitkering komen zijn mij niet bekend. Alleen de mededeling van de RvS dat een begrafenis/crematie ongeveer tussen de € 6.000,- en € 8.000,- kost en dat de in de polis(sen) staande bedragen voldoende zouden zijn om deze kosten te dekken. Met deze kosten houdt de gemeente dan ook rekening.

Er moet trouwens nog navraag worden gedaan wat de dekking is van de polis van Aegon Nabestaanden en daarnaast de precieze bedragen die vermeld staan in de polissen van de RvS.

Enige punten genoemd in het overzicht van de verwachte uitvaartkosten zijn geen kosten moeten zeker besproken worden.
Zoals:

-Het bijletteren en herplaatsen grafmonument;
-Het tarief voor de 20 jaar grafrust;
-Verwijderingsbijdrage monument (in 1981 niet in rekening gebracht).

Ik heb met het afdelingshoofd van de afdeling Publiek en Zorg, dhr J. Klarus, besproken dat de kosten die direct verband houden met de begrafenis en de eventuele achterstallige kosten die een begraving belemmeren door de gemeente betaald worden, voorzover die kosten niet via een verzekering of andere overeenkomst/afspraak gedekt worden.

Bekend is al dat door Uitvaartverzorging van Lith de rekening, tegen vrijwaring van de RvS, bij deze maatschappij kan worden ingediend.

3.5. De overledene is op 3 september 2007 begraven op begraafplaats Eikenboomgaard te Oss, in een familiegraf met grafkelder.

3.6. De gemeente heeft een schriftelijke volmacht voor [ged.vrijw.] opgesteld. [ged.vrijw.] heeft daarop handgeschreven toevoegingen geschreven en de volmacht getekend. Als datum van ondertekening vermeldt de volmacht 15 september 2007. Bij die volmacht heeft [ged.vrijw.] de gemeente gemachtigd
tot het behartigen van alle (rechts)handelingen gerelateerd aan de begrafenis van
overledene, zulks overeenkomstig hetgeen in die volmacht is bepaald.

3.7. Op 10 januari 2008 is [ged.vrijw.] uit haar detentie in Nederland teruggekeerd.

3.8. RVS Verzekeringen heeft in verband met de kosten van de begrafenis een bedrag van € 2.380,00 uitgekeerd aan Uitvaartverzorging van Lith.

3.9. Uitvaartverzorging van Lith heeft bij factuur van 28 mei 2008, geadresseerd aan [ged.vrijw.], een bedrag van € 9.214,80 in rekening gebracht in verband met de uitvaartverzorging van overledene. Deze factuur heeft Uitvaartverzorging van Lith toegestuurd aan de gemeente. De gemeente heeft deze factuur niet betaald.

3.10. Op 28 mei 2008 heeft Uitvaartverzorging van Lith de factuur aan [ged.vrijw.] toegestuurd. Zij heeft deze evenmin betaald.

3.11. [ged.vrijw.] is ontevreden met de wijze waarop is omgegaan met het grafmonument waarin haar ouders zijn begraven.

4. Het geschil
in de hoofdzaak
4.1. Uitvaartverzorging van Lith vordert – samengevat – de veroordeling van de gemeente tot betaling van een bedrag van € 9.214,80, vermeerderd met rente en kosten.

4.2. Aan deze vordering legt Uitvaartverzorging van Lith een overeenkomst met de gemeente ten grondslag.

4.3. De gemeente voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in de vrijwaringszaak
4.4. De gemeente vordert – samengevat – de veroordeling van [ged.vrijw.] tot betaling van al hetgeen waartoe de gemeente in de hoofdzaak mocht worden veroordeeld, vermeerderd met rente daarover, met veroordeling van [ged.vrijw.] in de kosten van de hoofdzaak en de vrijwaring.

4.5. Aan deze vordering legt de gemeente artikel 22 Wet op de lijkbezorging ten grondslag.

4.6. [ged.vrijw.] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5. De beoordeling
in de hoofdzaak
5.1. Tussen partijen staat vast dat de gemeente aan Uitvaartverzorging van Lith opdracht heeft gegeven tot de uitvaartverzorging van de overledene.

5.2. De gemeente voert als meest vergaande verweer dat zij die opdracht niet pro se maar als gemachtigde van [ged.vrijw.] heeft gegeven, zodat een overeenkomst tot stand is gekomen tussen Uitvaartverzorging van Lith en [ged.vrijw.] en de gemeente daarbij geen partij is.

5.3. Daaromtrent wordt het volgende overwogen. Voor het antwoord op de vraag of in eigen naam dan wel als vertegenwoordiger is gehandeld, is beslissend hetgeen de handelend persoon en de wederpartij daaromtrent jegens elkaar hebben verklaard en over en weer uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben afgeleid en mochten afleiden. (HR 11 maart 1977, NJ 1977/521). De gemeente voert ter onderbouwing van haar verweer aan dat zij Uitvaartverzorging van Lith uitdrukkelijk heeft medegedeeld dat zij op basis van een volmacht van [ged.vrijw.] handelde en dat zij dat op 30 augustus 2007 nogmaals schriftelijk heeft medegedeeld. Daarmee doelt zij op het onder r.ov. 3.4 geciteerde e-mailbericht van die datum. Daarin stelt de gemeente echter niet dat zij optreedt als gemachtigde. Zij schrijft immers dat haar juridische afdeling bezig is met het opstellen van een soort volmacht aan mevr. J.Y. [ged.vrijw.] en niet dat zij gemachtigd is. Uitvaartverzorging van Lith heeft daaruit dan ook niet kunnen afleiden dat de gemeente optrad als gemachtigde van [ged.vrijw.]. Bovendien stelt de gemeente in dat e-mailbericht dat kosten – als omschreven in dat e-mailbericht – door de gemeente zullen worden betaald en dit duidt ook niet op een optreden als gemachtigde, integendeel. De Gemeente heeft daaromtrent aangevoerd dat voor beide partijen duidelijk is geweest dat de gemeente deze kosten niet zou betalen maar slechts zou voorschieten. Indien van deze uitleg wordt uitgegaan, betekent voorschieten dat de gemeente de kosten aan Uitvaartverzorging van Lith zou betalen en deze zou verhalen op [ged.vrijw.], zodat Uitvaartverzorging van Lith uit het e-mailbericht in elk geval het bestaan van een rechtstreekse betalingsverplichting van de gemeente jegens Uitvaartverzorging van Lith mocht afleiden. In het licht van het bovenstaande is het verweer dat de gemeente telefonisch zou hebben medegedeeld dat zij op basis van een volmacht handelde, onvoldoende gemotiveerd, te meer daar namens de gemeente ter comparitie ten aanzien van dat telefoongesprek slechts is verklaard dat voor de begrafenis aan Uitvaartverzorging van Lith is doorgegeven dat [ged.vrijw.] instemde met de begrafenis van haar moeder bij het graf van haar vader en niet dat [ged.vrijw.] de gemeente had gemachtigd. De conclusie is dat het verweer van de gemeente dat zij de overeenkomst als gemachtigde van [ged.vrijw.] heeft gesloten, wordt verworpen.

5.4. In de relatie tussen Uitvaartverzorging van Lith en de gemeente is dus niet van belang of [ged.vrijw.] al dan niet reeds een volmacht had verleend op het moment waarop zij de overeenkomst zijn aangegaan, maar slechts wat partijen daaromtrent jegens elkaar hebben verklaard en over en weer uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben afgeleid en mochten afleiden. Dit betekent ook dat [ged.vrijw.] niet alsnog partij bij de overeenkomst is geworden door bekrachtiging – waarop de gemeente zich subsidiair beroept -, voor zover een bekrachtiging al zou kunnen worden afgeleid uit de door haar getekende volmacht. Bekrachtiging is immers ingevolge artikel 3:69 lid 1 Burgerlijk Wetboek alleen mogelijk indien iemand zonder daartoe bevoegd te zijn als gevolmachtigde in naam van een ander heeft gehandeld. Daarvan is in dit geval geen sprake: zoals is overwogen onder 5.3, heeft de gemeente nu juist in eigen naam gehandeld.

5.5. De gemeente voert uiterst subsidiair verweer tegen de hoogte van het gevorderde bedrag. Aansprakelijkheid bestaat ten aanzien van
de kosten die direct verband houden met de begrafenis en de eventuele kosten die een begraving belemmeren […], voor zover die kosten niet via een verzekering of andere overeenkomst/afspraak gedekt worden
zoals de gemeente in het e-mailbericht van 30 augustus 2007 schreef. Dat de gemeente ook voor andere kosten aansprakelijk is, is gesteld noch gebleken.

5.6. Volgens de gemeente bedragen de door onder 5.5 bedoelde kosten in totaal € 4.183,80, waarvan RVS Verzekeringen € 2.380,00 heeft voldaan, zodat € 1.803,80 resteert. Dat bedrag van € 1.803,80 is toewijsbaar.

5.7. Uitvaartverzorging van Lith stelt dat alle door haar gefactureerde posten daaronder vallen, met uitzondering van de post van € 2.738,75 van Henos. Ter comparitie is namens Uitvaartverzorging van Lith daaromtrent verklaard dat aan Henos weliswaar opdracht is gegeven tot het verrichten van werkzaamheden, maar dat deze nog niet zijn verricht en dat het gevorderde bedrag van € 2.738,75 ook nog niet is betaald. Nu deze post ook volgens Uitvaartverzorging van Lith zelf niet kan worden gekwalificeerd als kosten die direct verband houden met de begrafenis of kosten die een begraving belemmeren, zal dit onderdeel van de vordering worden afgewezen.

5.8. In geschil zijn dan nog een aantal posten die op de factuur van Uitvaartverzorging van Lith als volgt zijn omschreven:
R.K. begraafplaats Eikenboomgaard, grafrechten 20 jaar (zie kopie) € 2.445,00
Achterstallige grafrechten 5 jaar (zie kopie) € 620,00
Vergunning monument (zie kopie) € 775,00
Reparatie grafkelder (zie kopie) € 178,50
Nieuwe afdekplaten (zie kopie) € 370,00
Transport afdekplaten (zie kopie) € 89,25
Afvoer puin (zie kopie) € 59,50
Stortkosten (zie kopie) € 20,00
Grafkist voor herinkisten E. [ged.vrijw.] € 2.738,75
5.9. De gemeente betwist niet dat Uitvaartverzorging van Lith deze kosten heeft betaald, maar uitsluitend dat zij vallen onder de kosten als bedoeld onder 5.5.

5.10. Volgens de hoofdregel van artikel 150 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering rust de bewijslast op Uitvaartverzorging van Lith. Tot dat bewijs zal zij worden toegelaten.

5.11. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

in de vrijwaringszaak

5.12. [ged.vrijw.] beroept zich in het kader van haar verweer op de volmacht die zij heeft getekend. Zij voert aan dat de gemeente de grenzen van de volmacht heeft overschreden, waartoe zij onder meer verwijst naar het volgende onderdeel van de tekst van de volmacht:
Gevolmachtigde verklaart hierbij dat alle kosten die direct verband houden met de begrafenis en de eventuele achterstallige kosten die een begraving belemmeren binnen de uitkering(en) van de afgesloten verzekeringen zullen blijven.

5.13. Daaromtrent overweegt de rechtbank het volgende. Artikel 22 Wet op de lijkbezorging verleent een bevoegdheid aan de gemeente tot verhaal van de kosten verbonden aan de bezorging van lijken, een en ander als in dat artikel omschreven. Die bevoegdheid is niet afhankelijk van enige vorm van instemming door een derde. De gemeente heeft aan [ged.vrijw.] een volmacht toegezonden. Gezien de onder 5.12 geciteerde zin uit die volmacht mocht [ged.vrijw.] erop vertrouwen dat alle kosten die direct verband houden met de begrafenis en de eventuele achterstallige kosten die een begraving belemmeren, binnen de uitkering(en) van de afgesloten verzekeringen zouden blijven, althans dat eventuele meerdere kosten niet op haar zouden worden verhaald. Op die grond treft het verweer dan ook doel.

5.14. Dat [ged.vrijw.] voorafgaande aan de ondertekening van de volmacht handgeschreven wijzigingen daarop heeft aangebracht, doet in het kader van deze procedure niet ter zake: die wijzigingen hebben immers geen invloed gehad op de hoogte van de gemaakte kosten en doen ook niet af aan hetgeen hiervoor onder 5.13 is overwogen.

5.15. De vordering zal worden afgewezen. De gemeente zal worden veroordeeld in de proceskosten, gevallen aan de zijde van [ged.vrijw.] en tot aan dit vonnis begroot op:
griffierecht € 314,00
salaris advocaat € 768,00 (2 punten x € 384,00, tarief I)
totaal € 1.082,00

6. De beslissing
De rechtbank

in de hoofdzaak
6.1. draagt Uitvaartverzorging van Lith op te bewijzen dat de in r.ov. 5.8 genoemde posten vallen o der de kosten die direct verband houden met de begrafenis en de eventuele kosten die een begraving belemmeren,

6.2. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 2 maart 2011 voor uitlating door Uitvaartverzorging van Lith of zij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en / of door een ander bewijsmiddel,

6.3. bepaalt dat Uitvaartverzorging van Lith, indien zij geen bewijs door getuigen wil leveren maar wel bewijsstukken wil overleggen, die stukken direct in het geding moet brengen,

6.4. bepaalt dat Uitvaartverzorging van Lith, indien zij getuigen wil laten horen, de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten op woensdagen en donderdagen in de maanden april tot en met juni 2011 direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,

6.5. bepaalt dat dit getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van mr. O. Nijhuis in het paleis van justitie te Arnhem aan de Walburgstraat 2-4,

6.6. bepaalt dat alle partijen uiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor alle beschikbare bewijsstukken aan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,

6.7. houdt iedere verdere beslissing aan,

in de zaak in vrijwaring
6.8. wijst de vordering af,

6.9. veroordeelt de gemeente in de proceskosten, aan de zijde van [ged.vrijw.] tot op heden begroot op € 1.082,00, te voldoen aan de griffier door overmaking op rekeningnummer 56.99.90.548 ten name van MvJ arrondissement Arnhem onder vermelding van “proceskostenveroordeling” en het zaak- en rolnummer.

Dit vonnis is gewezen door mr. O. Nijhuis en in het openbaar uitgesproken op 16 februari 2011.

 

 

Bel mij terug!

    Bel 073-610 06 14 of